Been there, seen it, and done it. Maar echt voor de laatste, allerlaatste keer. Of er zou opeens geld teveel moeten zijn en je zou zomaar een kant en klaar systeem kunnen kopen. Hetgeen dat natuurlijk lang niet zo leuk is als zelf frutselen, maar wat hydroculturen ben ik uitgefrutseld.

Al blijft het natuurlijk een mooi idee. Vis eet. Vis poept. Mest gaat over de plantjes en komt gefilterd terug. Niet het gefrut met de fijn afstellingen. (Natuurlijk gaat de pomp te hard. Natuurlijk is een panty als filter eigenlijk te dun. Natuurlijk bleek de kit niet droog toen het systeem aanging. Natuurlijk komt er teveel water binnen zodat de plantjes onder water staan, etc etc). Maar toen deze opstelling om half drie des nachts van de muur donderde had ik het gehad: dit was beslist mijn allerlaatste poging.

Laat, maar wellicht toch een poging waard. Meestal pluk je de groene walnoten, dus met schil begin augustus. Als de inhoud nog een prutje is, zeg maar. Deze exemplaren zaten tussen prut en noot in.

Twee weken in het water. Met zout, met kalk en met gewoon water als de boel wat opgeklaard is. En dan in de confituur. Wordt vervolgd.

Of bananenvlieg, zoals de Belgen zeggen. Op zich geen gekke naam, in aanmerking nemende dat hij eigenlijk uit Afrika komt.

Hij of zij ziet er vervaarlijk uit, maar doet geen vlieg kwaad. Dat zou ook niet kunnen, want bijten kunnen ze niet en steken ook niet. Nog sterker, ze hebben geen mond. 😉 Hun eten voor hun hele leven krijgen ze in het larve stadium binnen. En dat doen ze dan ook goed: hun lichaamsgewicht verdubbelt met de dag.

Deze vlieg vormt dan ook niet voor niets de toekomst van de insectenburger, want zit tsjokvol proteine en eiwitten. Voor de liefhebbers van terraria onder anderen zeer welkom voedsel.

Tsja, wat heeft dat nu met de moestuin te maken?

Alles! De larven, leven van compost. Als je een compoststarter zoekt, neem dan niet zo’n akelig groen flesje. Een handjevol larven van de banenvlieg geeft een beter resultaat. Niet in de winter doen, maar tot een graad of een, kunnen de larven het overleven. Dat is dus net op tijd om de valappels te verwerken, in mijn geval. Ook dat scheelt weer werk: normaal gesproken spit ik de valappels onder. Wormen zijn er gek op, maar omdat je de grond niet te zuur wilt laten worden bekalk je het ook nog eens. Een hoop werk dus, wat de larven je fijn uit handen nemen. Wat zit de natuur toch mooi in elkaar 😉



Larven, van de Black Fly solder. Beginstadium. De eerste zijn al uit hun jasje gegroeid.

Over de uitspraak hebben we het maar niet. <Mulchen, Muelsjen, Mulsjen>…Er zijn kennelijk heel veel variaties, maar dit blog nog eens doorbladerend realiseer ik me dat ik er heel weinig over geschreven heb en dat is jammer. Als fervent hobby tuinder vergeet je af en toe dat de basiszaken niet bij iedereen bekend zijn.

Voor de echte tuinliefhebber is Mulchen onoverkomelijk. Verworpen door puristen die met een schaar de laatste topjes van de grasspieten op gelijke hoogte knippen, maar sinds jaar en dag de methode om je tuin op een natuurlijke wijze te onderhouden.

Mulchen: eigenlijk niets anders dan plantenafval weer terug in de kringloop brengen. Zo veeg ik alle blad na snoeien snel onder de rabarber. Ja ook omdat ik lui ben, maar ook omdat het veel voeding oplevert die terug de grond in keert en de rabarber lust wel wat. In de winter creeer je een micro klimaat, en in de zomer houd je je ondergrond lekker vochtig, wat ook weer scheelt in het water geven.

Snoei-afval van de tomaten? Lekker op de grond laten liggen. Voorkomt onkruid dat uit de bodemschiet en de voeding keert zoals gezegd terug in de grond.

Let wel op: groenteresten en snij-afval bevatten veel stikstoffen. Dat zorgt wellicht voor een uitbundige groei van het blad, maar is niet altijd een evenwichtige voeding. Dat vergt meer. Ook kan de grond ‘verzuren’.

Dus weet wat je wil en in welke omstandigheid je wat doet. Maar een beetje experimenteren kan natuurlijk nooit kwaad 😉






Ondertussen mag je aannemen dat iedereen deze vitaminebom kent: de Oost Indische Kers. De ideale bliksemafleider als het gaat om koolminnende rupsen. Maar ook sierlijk en vooral lekker. (Peperachtig, Mierikswortelachtig smaakje).

Als de plant in bloei staat wordt er geplukt. Met een beetje mazzel zit er ook nog wat stuifmeel in de bloemen. En dan zo, boem de droger in en daarna vermalen.

Dan is het een vitamine C bommetje voor de winter. Gewoon wat strooien over de nasi. Of door de salade. Op een broodje. Creativiteit kent geen grenzen.

Een hype mag je het wel noemen, denk ik. Al hoewel je nog veel mensen met vragen ziet over de bataat ziet, neemt de groei in de moestuinen van Nederland hand over hand toe. Ik schreef al eerder over de bataat, maar tegenwoordig hoef je er niet veel moeite voor te doen om een knol te laten kiemen, je koopt gewoon een plant. Bij de Intratuin bijvoorbeeld, of de gespecialiseerde kweker.

Of…je laat ze overwinteren. Maar dat is nog best lastig voor een tropische plant die onze daglengte eigenlijk niet gewend is. Voor het raam, of onder kunstlicht…de verschillen zijn niet heel groot, de plant blijft hoe dan ook moeite houden om te groeien.

Maar als het dan lente is, en de plant kan in de volle grond zijn gang gaan….berg je dan maar. Het is een plant met vele talenten. Door zijn woekerende groeiwijze (niet voor niets familie van de ‘pisbloem’) wordt het een mooie bodembedekker. En: het blad kun je dus eten. Sinds ik dat ontdek heb, eet ik geen spinazie meer. Helemaal kun je het niet vergelijken met spinazie. De smaak zit ergens tussen snijbiet, andijvie en spinazie in. Maar jongens, wat lekker!

IMG_1661

 

Er zijn van die groentes die je echt vers moet eten. Asperges bijvoorbeeld. Dat als je ze tegen elkaar aan wrijft, ze zo lekker piepen. Zodat je weet dat het vers is. Aardappels. Nog niet te groot en nog niet al te stevig in hun jasje gegroeid. Zodat je ze van de schil los kan wrijven. Als je dat al zou willen…

Maar de ui…die zeker…misschien wel de meest onderschatte groente uit de moestuin, maar de smaak van verse uien -mits een goed ras- is onvergetelijk. Natuurlijk hangen ze hier ook te drogen, maar het liefst eet ik er zoveel mogelijk de eerste twee weken.
‘Ui’ zeggen we hier trouwens niet. Wij hebben het in het Brabantse echt over ‘juin’.

Hoe dan ook; in deze tijd van het jaar -de uientijd-  is elk excuus welkom om Reibekuchen te maken. Een gerecht uit misschien wel de meest onderschatte keuken van Europa; de Duitse.

Het was nog voor de Wende. Vorige eeuw dus, toen ik er voor het eerst een proefde. Op de Bahnhof in Koln. En ze kostte exact 1 Deutschmark. Nee. Niet zo lekker als met verse uien, maar ik begrijp dat men niet alle geoogste uien in twee maanden op kan eten 😉

Voorlopig eten we hier nog regelmatig Reibekuchen. Ook proberen?
Hier vind je een (Duitstalige) uitleg, maar erg ingewikkeld is het niet. Uien en aardappels in gelijke verhoudingen mengen. Wellicht iets meer aardappel dan ui. Bloem en een ei erbij. Koekjes maken en bakken. Of frituren. Op te dienen met appelmoes of stroop.

knoflookstelen

 

Je hoort het wel vaker. Mensen die groente eten, maar eigenlijk maar de helft. Nou niet met mij in de buurt. Gewoon omdat ik het zonde vind om voedsel te verspillen. En in dit geval: er is bijna niets lekkerders te bedenken dan geroosterde knoflookstelen.
Neem de niet al te stugge delen van de steel. Meestal is dat het bovenste deel van de stengel. In een zakje in de koelkast blijven ze minstens nog een week goed.

Badeend

 

 

Schattig he. En daar mag je dan zomaar voor zorgen 😉 De vorige twee pullen hebben het helaas niet gehaald. Een vos, denken we. Ja, midden in de stad. Voor iedereen die aan loopeenden wil beginnen: zorg alsjeblieft voor een afsluitbaar nachthok. Het is dus helaas echt nodig.

Loopeend
Deze jongens vallen nog wel mee, maar de echte handenbindertjes zijn een jaar jonger. Gelukkig al weer groot genoeg om het huis te verlaten. Vier keer per dag de bak verschonen, eten aanbieden, aandacht geven. Bak verschonen, noem maar op. Handenbindertjes dus. Inmiddels zitten ze bij bovenstaande jongens, die helaas geen Laurel en Hardy heten, maar gewoon Blacky en Witje. Zij zijn aan hun tweede nestje toe. Het eerste is door een bunzing leeg geroofd. Ja, midden in de stad.

In de buurttuin mogen ze de slakken van het veld gaan eten. Als het zo vochtig blijft, kunnen ze ongetwijfeld hun lol niet op. En wij ook niet, met al die kleine loopeendjes straks. 😉